Betrouwbaarheid en validiteit
Onderzoek moet betrouwbaar en valide zijn. Bij de betrouwbaarheid kijk je naar in hoeverre toevallige fouten voorkomen. Bij validiteit kijk je naar de geldigheid of zuiverheid van onderzoek, naar de mate waarin systematische fouten worden gemaakt. Het onderzoek moet ook bruikbaar zijn. Om de betrouwbaarheid te kunnen testen moet het onderzoek herhaalbaar zijn. Als het onderzoek wordt uitgevoerd door andere onderzoekers, onder dezelfde omstandigheden, moeten de resultaten zo goed als hetzelfde zijn.
Betrouwbaarheid
Je kunt de betrouwbaarheid vooral bij kwantitatief onderzoek waarborgen door ervoor te zorgen dat de omvang van je steekproef groot genoeg is en je onderzoek herhaalbaar is.
Bij kwalitatief onderzoek kun je de betrouwbaarheid waarborgen door ervoor te zorgen dat er overeenstemming is over de resultaten of door je dataverzameling en analyse nog eens te herhalen. Voor beide methoden van onderzoek geldt dat je de betrouwbaarheid kunt verhogen door bijvoorbeeld gebruik te maken van standaardvragen bij een interview, een proefinterview af te nemen of door andere onderzoekers mee te laten kijken bij jouw onderzoek.
Validiteit
Het onderzoeken van de validiteit gaat een stap verder. Bij kwantitatief onderzoek is betrouwbaarheid een voorwaarde voor het bepalen van de validiteit. Bij kwalitatief onderzoek is validiteit vaak belangrijker dan betrouwbaarheid. De belangrijkste vormen van validiteit zijn de geldigheid van het meetinstrument en de geldigheid van de groep die je gaat onderzoeken.
Interne validiteit
Als je de juiste conclusies met de resultaten kunt trekken zijn ze intern valide. Conclusies die juist zijn houden stand en overleven de kritiek van andere onderzoekers.
In de volgende situaties kan de interne validiteit in gevaar komen:
- door een selectie van bepaalde proefpersonen onderzoek je alleen de mening van deze groep
- soms duurt een onderzoek lang en treedt er verandering op (groei of maturation)
- er is sprake van een extern voorval
- instrumentatie -> je verandert de vragenlijst bijvoorbeeld tijdens het onderzoek
- mortaliteit -> er kunnen mensen uitvallen tijdens het experiment
- testeffect -> mensen reageren anders als ze weten dat ze aan een onderzoek mee doen
Externe validiteit
Externe validiteit is de toepassing van de resultaten op een grotere groep. Bij een goede externe validatie lijkt de steekproef op bepaalde kenmerken op een hele populatie (populatievaliditeit). Bij kwalitatief onderzoek kijk je vooral naar de generaliseerbaarheid naar andere situaties (inhoudelijke generaliseerbaarheid) en bij kwantitatief onderzoek kijk je naar de reikwijdte van de resultaten op een hele populatie (statistische generaliseerbaarheid).
Begripsvaliditeit
Begripsvaliditeit heeft betrekking op de meetinstrumenten die je gebruikt. Meet je wat je wilt meten? Abstracte begrippen (bijvoorbeeld angst) zijn moeilijk te meten. Je moet het begrip dan eerst omschrijven en omzetten in een meetinstrument dat de begrippen echt meet. Maak er bijvoorbeeld een vraag van.
Ga bovenstaande stappen voor jezelf na om te kijken of jouw onderzoek wel betrouwbaar en valide genoeg is.