De bijlagen bij jouw scriptie

In de bijlagen van jouw scriptie zet je documenten die niet volledig in jouw scriptie thuishoren. Bijvoorbeeld volledige interviews of bepaalde figuren en tabellen. Je hoofdtekst blijft zo overzichtelijk. In je hoofdtekst verwijs je naar de bijlage, zodat de lezer de bijlage eventueel kan opzoeken.

Wat komt er in de bijlagen te staan?
De resultaten uit jouw onderzoek neem je op in de hoofdtekst van jouw scriptie. Misschien heb je bepaalde analyses of tabellen gebruikt die je niet meteen hebt gebruikt om de hoofdvraag te beantwoorden. Deze neem je op in de bijlagen.
De uitwerkingen van bijvoorbeeld interviews of enquêtes of relevante formulieren neem je ook op in je bijlagen. Als je bijvoorbeeld in je hoofdtekst een bepaald resultaat opneemt kan je lezer zien waar dit resultaat op gebaseerd is. 

Hoe geef je de bijlagen vorm?
Geef aan iedere bijlage een naam en een nummer, dat maakt het ook makkelijk er in je hoofdtekst naar te verwijzen (bijvoorbeeld: Bijlage 1. Interviews). Gebruik een nieuwe pagina voor elke bijlage. De interviews kun je onderverdelen in Bijlage 1. Interview 1, Bijlage 1. Interview 2, etc. 

Verwijzing naar de bijlagen
In de hoofdtekst verwijs je naar de van toepassing zijnde bijlagen. Dit kun je doen door de bijlage tussen haakjes te plaatsen (zie bijlage 4) of door te verwijzen naar de bijlage in de lopende tekst (in bijlage 1 staat..).

In de inhoudsopgave neem je de bijlagen ook op, inclusief de titels en paginanummers.